Wasberen

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 3746 woorden
  • 21 april 2003
  • 108 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
108 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Inhoud. Inleiding. Wasberen en hun familie. Wasberen. Neusberen. Katfretten. Slankberen. Rolstaartbeer. Rode of kleine panda. Belangrijke feiten. Wist u dat? Boekenlijst. Afsluiting. Inleiding Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik het een uitdaging vond om ergens waar weinig informatie van is te kiezen. En ik vind ze er ook schattig eruitzien. Ik vind hun staart ook wel grappig, donker-licht-donker-licht en zo voort. En ik vind het ook leuk dat ze een gezichtstekening hebben. Ik vind ze eruitzien als knuffelbeesten. Eerst wist ik niet dat de familie zo van elkaar verschilt, ze zien er niet altijd zo uit. Wasberen en hun familie Wasberen en hun familie lijken erg op de hondachtige. Wasberen kwamen (ontstonden) meer dan 20 miljoen jaar geleden, toen Europa en Noord Amerika nog aan elkaar vast zaten. Met uitzonderring van de panda-achtige (dus de rode of kleine panda in dit geval, want die word ingedeeld bij de wasberen bij de meeste), komen alle wasberen voor in Noord- en Zuid-Amerika. Alle wasberen zijn meestal klein tot middelgroot, hebben een lang, slank lijf en zijn dicht behaard. De kleur van de vacht verschilt bij soort, maar ze hebben allemaal een lange staart, vaak met donkeren keren (behalve de rolstaartbeer). Ze hebben bijna allemaal een soort maskerachtige tekening op hun gezicht, de bekendste is de wasbeer zelf. Hij heeft zwart om zijn ogen, een witte streep van wang tot wang en dan naar zijn witte binnenkant van zijn oren, zijn snuit is wit en hij heeft een streep van neus tot boven op zijn hoofd die zwart is. Al deze dieren kunnen goed klimmen. Het zijn zoolgangers, wat betekent dat ze op hun zolen lopen, net als beren en mensen. Aan elke voet zitten vijf tenen met naar achteren gekromde nagels. Alhoewel ze ingedeeld worden bij de carnivoren (vleeseters) zijn de meeste wasberen eigenlijk alleseters en zijn hun tanden aangepast aan een verschillend dieet. Slechts een enkele soort eet hoofdzakelijk vlees. De meeste soorten uit deze familie zijn ‘s nachts actief en rusten overdag in holle bomen of op takken. Als er in hun leefgebied weinig bomen voorkomen, zoeken ze beschutting in spleten of holen.
Wasberen Er zijn zes soorten wasberen en ze leven verspreid samen met andere soorten kleine beren. Het meest bekende soort is wel de gewonen wasbeer, die voorkomt in het zuidelijke staten van Canada tot in Midden-Amerika. De vacht is vaak grijs van kleur, soms bijna zwart, met af en toe bruine of rode tinten rond de nek. Over zijn staart lopen vijf tot tien zwarten ringen, terwijl de kortere vacht in het gezicht met het witomrande, zwarte oogmasker toont. De kop lijkt die van een vos, breed met een spitse snuit, de oorschelpen staan rechtop en zijn kort en afgerond. Wasberen komen voor in verschillende leefgebieden, alhoewel ze bosrijke gebieden in de buurt van water, zoals meren, stromen, poelen of moerassen, nodig hebben. Ze komen zelden op de hoogten voor van meer dan 2.500 m. Ze bewegen zich voort in een langzame gang met de kop laag bij de grond, de rug gekromd en de staart laag. Toch kunnen ze, als het nodig is, zeer hard rennen. Ook zijn ze zeer goede zwemmers. Ze leven meestal alleen en zijn agressief tegen andere wasberen als ze die toevallig tegenkomen. Soms komen ze voor in groten groepen, in tijden dat er genoeg voedsel voor ieder is, soms in de buurt van mensen waar ze in de vuilniszakken kunnen zoeken naar eten. Voedsel Het voedsel van een wasbeer bestaat uit planaardige en dierlijk materiaal. Dat betekent alles wat met planten te maken heeft, en dat ze ook dieren eten. Ze eten onder andere druiven, wilde vruchten, bessen, noten, grassen en verschillende bladeren. Prooidieren zijn maden, krekels sprinkhanen kleinen zoogdieren als eekhoorns en muizen, aardwormen, schaaldieren, slakken, reptielen als schildpadden en hun eieren, kikkers, jonge vogels en vogeleieren. Een soort, de krabetende wasbeer, heeft een meer gespecialiseerd menu, maar ondanks zijn naam, is krab niet alleen het belangrijkste voedsel dat hij eet; hij jaagt op alle soorten waterdieren die voorkomen in zijn waterrijke leefgebied. Leefgebied De gewone wasbeer maakt zijn nest in holle bomen maar ook in rotsspleten of in een verlaten hol van een ander dier. Soms schuilen ze in scheuren of bijgebouwen. In de noordelijker gelegen delen van zijn leefgebied, woord het dier erg inactief (niet actief) tijden de koudste periode (tijd) van de winter en blijft dagen achter elkaar in het hol. Hij leeft dan van de vetlaag die hij in de herfst aangelegd heeft. Maar toch houdt het dier geen echte winterslaap, want zijn hartslag blijft gelijk, de lichaamstemperatuur daalt niet en zijn stofwisseling veranderd niet. (Stofwisseling is opnamen van eten.) Voortplanting Eind januari begint de voortplantingstijd van de gewone wasbeer en de mannetjes gaan op zoek, soms over groten afstanden, naar vrouwtjes. Een mannetje blijft enkele dagen bij het vrouwtje in haar hol waar ze paren en gaat vervolgens op zoek naar een ander vruchtbaar vrouwtje. Een vrouwtje met een mannetje per keer. Na een draagtijd van ongeveer 63 dagen, waarin ze erg lusteloos is, krijgt het vrouwtje een tot zeven jongen per worp in de late lente. De jongen wegen maar 50-70 gram en zijn 16 cm lang, waarvan een derden de staart is. Ze zijn totaal afhankelijk van hun moeder en openen pas na drie weken hun ogen. Vier tot vijf weken later verschijnen ze in de ingang van het hol. Als het vrouwtje ze wil verplaatsen draagt ze de jongen bij hun nekvel, zoals een poes haar jongen draagt. Als ze tien weken oud zijn vergezellen ze hun moeder op haar strooptochten. Als er gevaar dreigt, vluchten ze snel in de bomen en worden ze vel bewaakt door hun moeder. Na vier maanden worden ze niet meer gespeend en verlaten ze het hol, alhoewel ze soms de winter bij hun moeder doorbrengen. De daarop volgende lente worden ze door hun moeder verjaagd, als zij weer vruchtbaar is. De gewonen wasbeer is oorspronkelijk afkomstig uit Amerika, maar is met succes geïnduceerd in gebieden uit Europa en Azië, waar dit soort ook in het wild voorkomt. (Ze zijn neergezet in gebieden in Europa en Azië met succes.) Neusberen. Er zijn vier soorten neusberen. De bekendste is de rode neusbeer die voorkomt in de bossen in het zuiden van V.S. en Zuid-Amerika, ten oosten van het Andesgebergte, ten zuiden van Noord Argentinië en in Uruguay. Neusberen zijn de enigen leden van de wasberen familie die overdag actief zijn. De vrouwtjes zijn het meest sociaal en leven groepsgewijs met 4-25 verwante vrouwtjes en jongen. Ze zijn ook het luidruchtigst, met veel verschillende uitroepen van gekwetter en geknor tot gejammer en geschreeuw. Neusberen zijn kleiner en slanker dan wasberen en hebben kleinere oorschelpen en een opvallende lange, spitse, bewegelijke en slurfachtige snuit. De vachtkleur is meestal roodbruin, maar verschilt vaak van kaneelbruin tot bruingrijs. Het masker is iets minder opvallend dan dat van de wasberen, maar toch duidelijk te zien met een witte omcirkeling van de ogen, witte vlekken op de wangen en een witte streep in de lengte richting van de snuit. De lange, spitstoelopende grijpstaart heeft onopvallende ringen en word gebruikt bij het evenwicht als hij aan het klimmen is. Als de neusberen zich op de grond verplaatsen houden ze hun staart meestal recht omhoog. Neusberen slapen ’s nachts in een hoge boom en komen overdag naar beneden om op zoek te gaan naar voedsel; de heetste uren ruste ze meestal in een boom. Elke groep heeft een leefgebied van ongeveer een kilometer in doorsnee, maar de leefgebieden van andere groepen overlappen elkaar vaak.
Voedsel Het voedsel van neusberen bestaat voor het grootste deel uit insecten en de lange bewegelijke snuit komt zeer goed van pas om in de bosgrond te wroeten en rondom rottende hout blokken en rotsen opzoek te gaan naar maden, mieren, termieten, spinnen en duizendpoten. Vrouwtjes doden en eten ongewervelde en hagedissen. Mannetjes jagen op knaagdieren, waarbij ze deze tegen de grond drukken met hun lange, onbehaarde zolen en ze met een beet in de kop doden. Ze eten de vruchten van het seizoen en een groep kan zeer snel een boom kaalplukken. De groepen van de vrouwtjes met hun jongen onderbreken regelmatig hun zoektocht naar voedsel om elkaars vacht te verzorgen. Voortplanting Jonge mannetjes verlaten de groep op het moment dat ze geslachtsrijp zijn, meestal na twee tot drie jaar. Daarna wordt een mannetje alleen toegelaten tot de groep tijdens de paartijd. Ze maken zich populair door de vacht van de vrouwtjes te verzorgen en door zich te onderwerpen aan de groep. Het mannetje paart met alle vrouwtjes en wordt vervolgens weggejaagd. Na de draagtijd van ongeveer 77 dagen worden de jongen geboren ineen nest dat door het vrouwtje in een boom gemaakt is. Drie tot vijf kleine, onderontwikkelde worden er geboren en ze blijven vijf tot zes weken in het nest terwijl de moeder slechts korte periodes weggaat op zoek naar voedsel. Uiteindelijk brengt ze de jongen naar beneden en voegen zich bij de groep. Vier maanden worden ze gespeend en na een jaar zijn ze volgroeid. Katfretten. Katfretten zijn zelfs nog kleiner dan de neusberen. Er zijn twee soorten, de Noord-Amerikaanse katfret en de Midden-Amerikaanse katfret. De Noord-Amerikaanse katfret leeft in veel verschillende leefgebieden, maar wordt meestal aangetroffen in rotsachtige gebieden, terwijl de Midden-Amerikaanse katfret, een echt boom dier is, meestal voorkomt in tropische bossen
De vacht van de katfret is geelgrijs op de rug en vaalwit op de buik. De kop lijkt die op van een vos met relatief grote oorschelpen es ogen. Ze hebben geen zwart gezichtsmasker maar witte ringen rondom de ogen. De staart is zeer lang en ruig behaard met een aantal zwarte ringen. De zolen ven de poten zijn behaard en de nagels gedeeltelijk intrekbaar. De Midden-Amerikaanse katfret is donkerde van kleur, de staart is nog langer maar de ringen onduidelijker en de oorschepen zijn spitser. De zolen van de poten zijn onbehaard en ze kunnen hun nagels niet intrekken. De katfret leeft het grootste gedeelte van het jaar solitair en zijn leefgebied is tot 3km groot, maar meestal kleiner. Ze laten geurvlaggen van urine achter op bepaalde plaatsen om te laten weten dat andere uit de buurt moeten blijven. Als ze zich bedreigt voelen of opgewonden zijn, schreeuwen ze en laten ze een stinkende geur af van hun anaal klieren. Ze zijn opvallend lenig, springen als een eekhoorn, kunnen erg steile hellingen beklimmen en kunnen ondersteboven aan een tak hangen waarbij ze aan hun achterpoten hangen. De eerste mijnwerkers hielden katfretten. Daarom worden ze ook wel “mijnwerkerskatten”genoemd. Ook wordt dit soort wel civetkat door de stinkende uitwerpselen die het achterlaat bij bedreiging, of kateekhoorn, door zijn behendigheid. Voedsel De twee soorten katfretten zijn echte vleeseters, meer dan alle andere soorten kleine beren. Beide soorten hebben ongeveer net zulke tanden als honden. Overdag slapen ze, de Noord-Amerikaans katfret in een klein hol de opening is afgesloten met mos en bladeren en de Midden-Amerikaanse katfret in een boom. Tegen de schemering(voordat het echt donker wordt) worden ze wakker en gaan hun vacht erg goed en nauwkeurig verzorgen. Vervolgens gaan ze op jacht. Ze jagen hun niet op maar wachten hun eerder op: ze drukken het dier tegen de grond met voorpoten en doden het dier met een beet in hun nek.. Ze eten kleine zoogdieren en vogels, slangen, hagedissen, padden en kikkers, maar ook insecten. Ongeveer 25% voedsel bestaat uit plantaardig materiaal, zoals vruchten, granen en noten. Voortplanting De paartijd van katfretten vindt plaats tegen het einde van de winter of in de vroegen lente en ongeveer 52 dagen later worden er maximaal 5 jongen geboren in een nest of hol. Opvallend is dat beide ouders voor de jongen zorgen, alhoewel het vrouwtje het meeste moet doen. De jongen wegen maar 28 g na de geboorte; ze openen hun ogen pas na vier of vijf weken, nadat ze eerst vast voedsel hebben gegeten(eten buiten de moedermelk.) Na twee weken gaan ze met de moeder mee op jacht en ze krijgen na vier maanden geen moedermelk meer. Tegen de tijd dat ze een jaar oud zijn, zijn ze geslachtsrijp (dat beide geslachten klaar zijn om voort te planten).
Slankberen. Volgens wetenschappers zijn er vijf soorten slankberen, maar sommige denken dat drie hiervan eigenlijk ondersoorten zijn. Ze lijken allemaal zeer veel op elkaar. Slankberen komen voor in het zuidelijkste puntje van Midden-Amerika, Zoals in Nicaragua, Costa Rica, Panama en in Venezuela, Guyana, Colombia, Ecuador, Brazilië en Peru in Zuid-Amerika. Ze leven het liefst in tropische bossen maar komen hoogtes van zeeniveau tot 2,000 m. Ze leven hoofdzakelijk in bomen en zijn nachtdieren. Slankberen zijn iets kleiner dan wasberen en hun lichaam is bedekt met een dikke, zachte vacht die goudkleurig is met zwarte of grijze tinten op de rug en vaalgele op de buik. De zeer lange staart is ruig behaard met onduidelijke ringen. De kop is rondachtig en aan de bovenkant tamelijk vlak. De snuit is lang en spits en de oorschelpen klein en afgegrond. Ze hebben bestwel korte poten en sterk gekromde klauwen die ze niet in kunnen trekken. Slankberen leven alleen of paarsgewijs (vrouwtje en mannetje samen.) Ze slapen overdag opgerold in een met gras bedekt hol, meestal in een boom in een holle boom. Tegen de schemering worden ze wakker en beginnen de nacht met een goede poetsbeurt. In tegenstelling tot andere leden van deze familie gebruiken ze hun voorpoten niet tijdens het verzorgen van de vacht. Ze krabben zich met hun achterpoten, gebruiken hun tanden als kam en eindigen met wassen. ’s Nachts jagen ze in bomen en komen maar zelden naar beneden. Ze zijn zeer lenig, kunnen goed klimmen en kunnen sprongen maken van wel drie meter van boom tot boom. Ze gebruiken hun staart dan, uitgestrekt naar achteren, voor hun evenwicht. Soms drukken ze hun staart als ze langzaam klimmen, ook dit is om evenwicht te bewaren. Als het dier opgewonden raakt, rolt hij zijn staart naar boven en naar voren op. Het lijkt een beetje op kwispelen. Terwijl ze door de bomen trekken laten ze geurvlaggen achter, maar het is niet helemaal duidelijk of ze dat doen om hun territorium te bepalen, om een partner te vinden of om later de weg terug weer te vinden. Voedsel Slankberen voeden zich het meest met vruchten en als een boom veel vruchten draagt, treft men er regelmatig de hele groep aan. Ze eten ook insecten en kleine zoogdieren aan, die worden gevangen na een korte achtervolging. Voortplanting Slankberen kunnen zich in elk moment van het jaar voortplanten en het mannetje blijft bij het vrouwtje tot de jongen geboren worden, waarna ze hem wegjaagt. De draagtijd duurt ongeveer 73 dagen en meestal is er maar een jong per keer. Net als bij al de andere kleine beren is het jong zeer klein, ongeveer55 g, en nog niet volledig ontwikkelt. Na ongeveer vier weken opent het zijn ogen en eet pas vast voedsel na twee maanden. Op tweejarige leeftijd is het geslachtsrijp. Rolstaartbeer. Er is maar een soort rolstaartbeer en hij lijkt erg veel op de slankbeer. Maar in tegenstelling tot de slankbeer en alle andere leden van de familie van de wasbeer hebben ze een uniforme kleur(geelbruine vacht) -de staart is niet geringd -en hebben ze een rolstaart. Ze hebben ook een 12 cm lange, bewegelijke tong die ze gebruiken om het vruchtvlees uit de vruchten te halen en de nectar en de honing uit bijennesten te zuigen. De lengte van deze soort verschilt van 40-75 cm. Waarbij de mannetjes groter zijn dan de vrouwtjes. Ze hebben een dichte, zachte en wollige geelbruine vacht. De lange, spitse staart is niet ruig behaard, maar helemaal bedekt met kort haar. De ronde kop heeft een afgeplatte snuit en ronde oorschelpen. De ogen zijn rond en uitpuilend. In tegenstelling tot slankberen, heeft deze soort geen anale klieren, maar geurklieren op de borst en buik waarmee het dier over takken wrijft. Dit doet het dier wel maar het lijkt er niet op dat hij het doet om het territorium mee af te zetten. De rolstaartbeer brengt bijna zijn hele leven door in bomen, en is een zier voorzichtige klimmer en reiziger. Hij gebruikt zijn staart om zijn evenwicht te bewaren terwijl hij over een tak rent en slaat hem om en tak als hij van de ene naar de andere tak springt. Dit doet hij voorzichtig en langzaam en hij trekt zijn staart pas terug als hij met al zijn vier poten op de volgende tak staat. Overdag slaapt de rolstaartbeer in een holle boom, als het erg vochtig is ligt hij soms languit te pitten op een tak. Voedsel De rolstaartbeer houdt van zoetigheid en is daarom ook de grootste vruchteneter van alle soorten kleine beren. Hij eet bijna alleen maar vruchten, nectar en honing. De rolstaartbeer pakt een vrucht met zijn mond, of plukt het met zijn handen. Heel af en toe eet hij ook insecten en vogeleieren.
Voortplanting Er is geen vaste paartijd; een vrouwtje laat zien dat ze vruchtbaar is door zich onderwerpend te gedragen wanneer er een mannetje in de buurt komt. Een jong wordt er maar geboren na een lange tijd in de buik gebleven te zijn ongeveer 112-118 dagen. Het weegt dan 200 g en is bedekt met een zilvergrijze vacht met donkere punten aan het uiteinde van de haren. Na 7-19 dagen openen ze hun ogen en als het dier zeven weken oud is, kan het al aan zijn staart hangen. Op eenjarige leeftijd heeft het al de volwassen kleuring. Vrouwtjes zijn na 18 maanden geslachtrijp, mannetjes ongeveer 9 maanden later. Rode of kleine panda. De kleine of rode panda is niet zo bekend als zijn grotere verwant de reuze panda. Toch bewoont hij een veel groter gebied, van het Himalayagebergte tot Zuid-China. Er zijn twee ondersoorten. Sommige delen de reuzenpanda en de kleine panda in een familie, samen met de wasberen. Andere geven ze een aparte familie. Kenmerken De vacht lang, zacht en roestkleurig. Zijn pluizige staart is twee derde van zijn hele lichaam en heeft lichter gekleurde ringen. Hij heeft een vosachtige kop en kleine, donkere oogvlekken. De haren op zijn kop zijn vaak lichter van kleur; zijn snuit en de binnenkant van zijn oorschelpen zijn vaak wit. De oorschelpen zijn een beetje groot en spits. Voedsel De rode panda komt voor in rode bamboebossen en bergbossen tot op de hoogte van 1,800, 4,000 m, en kan tegen meer kou dan de reuzenpanda. In de schemering en ’s nachts wordt hij actief en gaat opzoek naar meestal plantaardig, waarbij bamboeschouten zijn lievelingsmaal is. Soms eet de rode panda ook insecten, kleine knaagdieren, jonge vogels en vogeleieren. Het zijn zeer goede klimmers door zijn scherpe klauwen, het grootste gedeelte van hun zoektocht door naar eten in de bomen door. Op de grond beweegt hij zich voort met een gekromde rug en half omhoog staande staart. Voortplanting De paartijd duurt van januari tot begin maart en het vrouwtje krijgt een tot vier (meestal twee) onderontwikkelde(nog niet goed ontwikkelde, onvolgroeide), kleine jongen na een draagtijd van115-145 dagen. De pasgeboren welpen zijn blind en hulpeloos, maar behaard. Na ongeveer achttien dagen gaan de ogen open en na vier maanden eten ze vast voedsel(geen moedermelk meer.) Geslachtsrijp zijn ze na ongeveer 18 maanden. Het vrouwtje verdedigt haar jongen met haar leven, terwijl het mannetje niets met de verzorging te maken heeft.
Socialiteit en leefgebied Hoe de soorten onderling met elkaar om gaan en ook de grote van het leefgebied verscheelt per soort. Maar over het algemeen leeft de rode panda alleen. Hij kan het beste ruiken, maar voelen en horen kan hij ook goed. Het mannetje laat zien wat zijn leefgebied is door geuren van zijn anale klieren maar hij laat ook uitwerpselen achter. Belangrijke feiten. Wasberen
Er zijn zes soorten in een geslacht(6 soorten in een familie.) Lengte: kop-romp 55 cm
Hij wordt ongeveer 15 jaar
Bijvoorbeeld: De gewone wasbeer
Neusberen
Er zijn vier soorten in twee geslachten. Lengte:70-130( kop tot staart) Hij wordt ongeveer 14 jaar
Bijvoorbeeld: Nelson-Neusbeer
Katfretten
Er zijn twee soorten in een geslacht. Lengte: kop-romp 30-45 cm
Bijvoorbeeld: Midden-Amerikaanse katfret
Slankberen
Er zijn vijf soorten in een geslacht. Lengte: kop-romp 40-45 cm
Bijvoorbeeld: Olingo
Rolstaartbeer of Kinkajoe
Er is een soort in een geslacht. Lengte:kop-romp 40-55 cm
Hij wordt ongeveer 20-25 jaar

Bijvoorbeeld:Rolstaartbeer
De rode of kleine panda
Er zijn twee soorten in een geslacht
Lengte: 50-63(kop tot staart) Hij wordt meer dan 14 jaar
Bijvoorbeeld: Gewone panda Wist u dat? De gewone wasbeer was de grootste verspreider van de hondenvirus in het zuidoosten in de V.S. Neusberen hebben zeer veel verschillend vachtkleuren. In een nest kan een grijs, een bruin en een rood jong voorkomen. De rolstaartberen bewonen ’s nachts hetzelfde leefgebied als rolstaartapen. Katfretten lijken de eerste eigen tak van alle soorten wasberen(katfretten worden wel het meest primitieven dieren van de familie van de wasbeer genoemd.) De soorten van nu zijn bijna identiek van de fossiele van miljoenen jaren geleden. Als de katfret boos is steekt hij zijn staart op, net als een kat. De staart lijkt dan wel groter dan zijn lichaam. Slankberen kunnen in een nacht eenderde van hun lichaamgewicht eten. Een neusbeer graaft een hol met zijn voorpoten als hij opzoek is naar voedsel, zodat hij met zijn lange snuit door het zand kan wroeten. In bepaalde van de V.S. vormt het jagen op wasberen met honden in de herfst een populaire sport. Wasberen worden door de honden de bomen ingejaagd, waarna ze neergeschoten worden door de jagers. Met name in de 19 eeuw vormde wasberen de belangrijkste dieren in de V.S. Boekenlijst Wereldwijzer en een aantal feiten uit Encarta, dat heb ik dus in een weettekst verwerkt. Voor de rest heb ik niets in de bibliotheek gevonden qua tekst dan. Op het internet ook niets. Afsluiting Het ging redelijk alleen jammer dat ik niets kon vinden in de bibliotheek behalve plaatjes dan. Ik heb op het internet gekeken maar er was niet genoeg nieuws om me wat bij te brengen want ik heb veel informatie van wereldwijzer. Er zijn veel categorieën van wereldwijzer, het menselijk lichaam, wereldgeschiedenis, de aarde mens en kunst, wetenschap en technologie en die ik heb gebruikt dieren en planten. Dus van alles wat, maar wat mij toch het meest interesseert is dieren. Ik heb sommige dagen niets gedaan en sommige dagen heel veel, als ik een dag eraan had gewerkt dé ik dat voor het eten tot dat ik na het eten naar bed moest. Ik heb alles zelf getypt op de computer op mijn kamer.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.